Waarom zou je een traditionele Japanse krijgskunst gaan doen? Nou, om te beginnen natuurlijk omdat het, net als de meeste sporten, gezond en gezellig is. Je bent in beweging en leert nieuwe mensen kennen. Dat is altijd goed.
Bij elke krijgskunst leer je je daarnaast verdedigen in lastige situaties. Dat is goed voor je zelfvertrouwen, waardoor de kans kleiner wordt dat je in zulke situaties terecht komt. Nog een pluspunt.
Japanse krijgskunsten zijn niet ‘beter’ of ‘slechter’ dan andere krijgskunsten of vechtsporten. Elke stijl heeft zijn eigen kracht. Sterke punten van kobudo zijn:
- Je leert jezelf met vrijwel elk voorwerp te verdedigen. Oefenen met wapens lijkt misschien onpraktisch, omdat je ze in het dagelijks leven meestal niet bij je hebt. Maar bijna alles dat je beet kunt pakken, heeft een oefenwapen dat er op lijkt. Een bezemsteel kun je gebruiken als bo, badslippers als tonfa, een handtas als kusari, enzovoort. Bovendien zijn veel technieken ook zonder wapens bruikbaar. Met kobudo- of katori-kennis ben je dus nooit meer ongewapend.
- Je krijgt een goed gevoel voor ma-ai (gevechtsafstand). Doordat je met allerlei verschillende wapens en mensen traint, leer je nauwkeurig in te schatten hoever je van een tegenstander af moet staan. Het maakt niet uit hoe groot hij is of wat hij in zijn handen heeft: als geoefend kobudoka voel je tot op de centimeter aan wanneer je veilig bent, en wanneer je zelf een aanval kunt doen.
- Je traint je (krijgs)geest: concentratie, doorzettingsvermogen, bewustzijn van jezelf en je omgeving, en de juiste balans tussen inspanning en ontspanning, op het juiste moment. Kobudo is een traditionele oosterse krijgskunst, waarin de harmonie tussen lichaam en geest erg belangrijk is. Voor ons, als competitieve, snel afgeleide en vaak overprikkelde westerlingen, is dit een grote uitdaging. Maar als je volhoudt, vindt je een innerlijke rust die je verder helpt in alles wat je doet.